Paragrafen

Lokale heffingen

Lokale heffingen

Afvalstoffenheffing

De bestemmingsreserve afvalstoffenheffing is een egalisatiereserve. Voor- en nadelen op lasten en baten met betrekking tot de afvalinzameling vangen we in deze reserve op, mits deze van voldoende omvang is. Het verloop van de bestemmingsreserve afvalstoffenheffing ziet er in de periode 2015-2019 als volgt uit:

jaar

1-jan

toevoeging onttrekking

31-dec

2015

852.739

-455.830

396.909

2016

396.909

297.136

694.045

2017

694.045

334.438

1.028.483

2018

1.028.483

-526.001

502.482

2019

502.482

-522.100

-19.618

Voor de jaren 2015 tot en met 2018 betreft het de bedragen uit de jaarrekening. Voor 2019 gaat het om het bedrag uit de begroting (€ 522.100). Voor de Kadernota 2020 zijn geen middelen meer beschikbaar in de bestemmingsreserve afvalstoffenheffing. In 2018 en 2019 is het in deze bestemmingsreserve opgebouwde saldo aan onze inwoners teruggegeven door het vaste tarief voor die twee jaren met € 15 per aansluiting te verlagen. In de begroting 2019 is in het overzicht van reserves en voorzieningen al zichtbaar gemaakt dat er een negatieve bestemmingsreserve ontstaat wanneer we jaarlijks ruim € 500.000 uit de bestemmingsreserve afvalstoffenheffing onttrekken. Vanaf 2020 is het niet meer mogelijk uit deze reserve te putten.

De lasten en baten met betrekking tot afvalstoffen ontwikkelden zich de afgelopen jaren als volgt:

Lasten

Baten

Saldo

Reserve 1-1

Reserve 31-12

Jaarrekening 2017

3.025.000

3.359.000

334.000

694.045

1.028.483

Jaarrekening 2018

3.619.987

3.093.986

-526.001

1.028.483

502.482

Begroting 2019

3.624.400

3.102.300

-522.100

502.482

-19.618

Lasten
De lasten stegen in 2018 ten opzichte van 2017 afgerond met € 600.000. Deze stijging is voornamelijk te verklaren door een wijziging in het inzamelsysteem. Groente-, fruit- en tuinafval (GFT) en plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankpakken (PMD) zamelen we vanaf januari 2018 separaat in met een aparte GFT-container en PMD zakken.  Tot die tijd zamelden we deze stromen in één duo-container in.  
Een aantal amendementen van de gemeenteraad versterkten deze kostenstijging. Hierbij gaat het om de verhoging van de frequentie van inzameling van restafval en grof tuinafval (snoeihout) ten opzichte van waarmee we in de begroting van 2018 rekening hielden. Voor restafval ging de frequentie van één keer per vier weken naar één keer per twee weken. Voor snoeihout ging de frequentie van vier keer per jaar naar twaalf keer per jaar.

Naast deze structurele wijzigingen maakten we meer incidentele kosten om de duo-container aan te passen naar GFT-container (schotten eruit). De mogelijkheid om de GFT-container om te ruilen voor een kleiner exemplaar versterkte dit effect. Hiervan maakten ruim 1.700 huishoudens gebruik.

In het meerjarenperspectief hebben we nog geen rekening gehouden met de landelijke ambitie: het terugdringen van het restafval van 115 kilo naar 30 kilo per inwoner. Het aanbieden van minder restafval heeft zeker effect op de verwerkingskosten. Minder restafval betekent echter geen recht evenredig effect op het tarief van de afvalstoffenheffing. Dit komt onder meer omdat de verbrandingsheffing per ton zeker nog zal stijgen in de toekomst.   

Baten
De afname van de baten in 2018 ten opzichte van 2017 ter hoogte van € 300.000 is voornamelijk te verklaren door de verlaging van het vastrecht met € 15 per huisaansluiting per 1-1-2018. Daarnaast zijn er verschillende relatief kleinere voordelen en nadelen door schommelende vergoedingen en tarieven van onder andere oud papier, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), PMD, textiel en glas.

In de kadernota actualiseren we jaarlijks alle budgetten voor zover noodzakelijk. Dat is ook gebeurd voor de budgetten met betrekking tot de afvalinzameling in 2017 t/m 2019. We hebben daarnaast te maken met een doorwerking vanuit de 1e tussentijdse rapportage 2019 van opnieuw mindere opbrengsten voor ingezameld PMD. En ten slotte geldt vanaf 1 januari 2020 de verbrandingsheffing voor restafval van ruim € 32 per ton. In totaal is een toename van bijna € 900.000 aan kostendekking nodig voor het totale spectrum  van de afvalactiviteiten.

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

Afval:

Saldo lasten en baten

-629.100

-622.300

-619.800

-619.800

Minder Inkomsten PMD (doorwerking 1e turap 2019)

-90.000

-90.000

-90.000

-90.000

Verbrandingsheffing vanaf 2020

-170.500

-170.500

-170.500

-170.500

Benodigde kostendekking afval

889.600

882.800

880.300

880.300

De € 15 korting op het vastrecht afvalstoffenheffing die in 2018 en 2019 is teruggeven aan de inwoners wordt gestopt per 1 januari 2020. Dit betekent per 1 januari 2020 een verhoging van het vastrecht met € 15 per aansluiting per jaar. Zoals ook aangegeven in het recent vastgestelde grondstoffenbeleid streven we voor afvalinzameling en verwerking naar een volledige kostendekking via de afvalstoffenheffing. De verwachte stijging van de kosten voor de verwerking van restafval door een veranderende afvalmarkt en de verhoging van de heffing op het verbranden van restafval die wordt opgelegd door de rijksoverheid, wordt verrekend via de Diftar. De hoogte van dit tarief zal worden vastgesteld na de afronding van de aanbestedingen voor de verwerking van restafval en de inzameling van huishoudelijk afval en worden verwerkt in de begroting 2020 eind 2019. Bij de begroting 2020 en vaststelling van de tarieven (december 2019) kan nog worden bekeken of er gedurende een korte periode dekking uit de Algemene Reserve kan worden gehaald.

Lijkbezorgingsrechten en bouwleges

Op 13 december 2018 nam uw raad een motie aan waarin ze het college verzocht om voor de kadernota onderzoek te doen naar de tarifering, opbouw en kostendekkendheid van de lijkbezorgingsrechten en de bouwleges. Wij hebben – na een meervoudige onderhandse aanbesteding – een extern bureau opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren. De belangrijkste resultaten en voorstellen werken wij hierna voor u uit. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze kadernota gevoegd. De belangrijkste conclusies, die u ook terug kunt vinden in hoofdstuk 4 van het rapport, luiden als volgt.

Lijkbezorgingsrechten

  • De verwachte kostendekkendheid van de lijkbezorgingsrechten is 98,1% in belastingjaar 2020. Dit is zonder rekening te houden met het doorstorten naar de voorziening. Na doorstorten is dit 28,2%. De gemeente werkt dus nagenoeg kostendekkend en voldoet aan de eis van maximale kostendekkendheid.
  • De tarieven die de gemeente Lingewaard hanteert voor de lijkbezorging zijn relatief hoog in vergelijking met de regio. Dit geldt ook wanneer gekeken wordt naar afname van gelijke diensten (begraven van een volwassene inclusief grafbedekking en onderhoud).
  • Landelijk bezien liggen de tarieven in het kader van de lijkbezorging iets boven het gemiddelde.
  • Bij begravingen spelen het voorzieningen- en onderhoudsniveau op de begraafplaats een belangrijke rol in de keuze voor een begraafplaats. De toekomstige lasten voor het op peil houden van het voorzieningen- en onderhoudsniveau zijn in de gemeente Lingewaard gedekt via een voorziening in de begroting.
  • De huidige opschoonactie van de administratie zorgt voor aanvullende lasten en baten (achterstallige verlengingen). Dit zal afnemen naarmate de administratie beter op orde raakt.

Het rapport geeft verder aan dat de raming van zowel de baten als de lasten op het niveau van de gehele legesverordening dient te geschieden. Niet per individuele dienst of groep van diensten. Voor de toetsing aan de opbrengstlimiet is het dan ook niet van belang of de geraamde baten van een afzonderlijke heffing al dan niet uitgaan boven de ter zake geraamde kosten.

Ons voorstel is om de tarieven voor de lijkbezorgingsrechten niet verder aan te passen in de begroting 2020 en aansluitend in de betreffende verordening. We stellen ook voor om geen prijsaanpassing / indexering door te voeren.

Bouwleges
In de begroting 2015 constateerden we dat een aanpassing van de tarieven van de bouwleges nodig was. Dit om de kostendekkendheid weer op een aanvaardbaar niveau te brengen. De jaren daarvoor was deze drastisch afgenomen vanwege de toenmalige crisis in de bouw,. Als onderdeel van het toenmalige dekkingsplan stelden we voor de opbrengst bouwleges in 2015 te verhogen met  € 300.000 en in 2016 nog eens met € 150.000. Wij gaven daarbij al aan, dat Lingewaard met deze verhoging van één van de goedkoopste gemeenten in Gelderland één van de duurdere zou worden. De kostendekkendheid van de bouwleges ontwikkelde zich de afgelopen jaren als volgt: in 2015: 67,5% - in 2016: 85,8% - in 2017: 87,7% - in 2018: 92,8% en in 2019: 89,7%.

De hoogte van de bouwleges en de gehanteerde systematiek (progressief tarief bij oplopende bouwkosten) stelde ons het afgelopen jaar wel voor de vraag of aanpassing noodzakelijk is. Enkele bezwaarschriften met betrekking tot de hoogte van de bouwleges bevestigden de noodzaak dit verder te onderzoeken.

Het rapport geeft de volgende conclusies met betrekking tot de bouwleges:

  • De kostendekkendheid van de bouwleges is 97,5%. NB: dit is de verwachte kostendekking in 2020 op basis van de verordening 2019.
  • De legesfacturen voor bouwactiviteiten zijn tot bouwkosten van € 750.000 het op één na hoogst in de uitgevoerde benchmark. Voor de bouwkosten vanaf € 750.000 zijn deze het hoogst. Bovendien stijgen de legesbedragen aanzienlijk sneller dan in de meeste andere benchmark gemeenten. Dit komt omdat we slechts één tarief hanteren.
  • Landelijk bezien zijn de legestarieven gemiddeld, volgens het onderzoek van de Vereniging Eigen Huis.
  • Tariefdifferentiatie is aan te bevelen in de vorm van een degressief stelsel. Dit kan al dan niet met een legesplafond en oplopende vaste bedragen. De stappen om hier te komen zijn in deze rapportage opgenomen aan het einde van hoofdstuk 3.2.
  • Het aantal bezwaarschriften tegen de legesfactuur is 4% op het totaal aantal aanvragen. Het aantal bezwaren dat is gericht tegen de hoogte van de grondslag (de bouwkosten) is iets meer dan 2% op het totaal aantal aanvragen.
  • Aanbevolen wordt om de bestaande Richtlijn voor Bouwkosten te actualiseren of een nieuwe Richtlijn te kiezen en deze jaarlijks te actualiseren.
  • Daarnaast is van belang om het werkproces bij de behandeling van aanvragen zodanig in te richten dat bij twijfel over de aangeleverde bouwkosten, we eerst om een toelichting vragen voordat we het besluit nemen om op grond van de Richtlijn het legesbedrag te calculeren.

Ons voorstel is om in ieder geval uit te gaan van een degressief stelsel in de begroting 2020 en aansluitend in de betreffende verordening voor de bouwleges. Wij willen nog verder onderzoeken in hoeverre we daarbij een legesplafond moeten instellen en oplopende vaste bedragen.
Wij stellen verder voor om de aanbevelingen voor het actualiseren van de Richtlijn voor Bouwkosten en de inrichting van het werkproces om de bouwkosten te beoordelen, over te nemen.